De Body Mass Index meet het verband tussen het lichaamsgewicht en de lichaamslengte. Uit vele onderzoeken blijkt dat er een duidelijk verband bestaat tussen de grootte van de vetmassa en het lichaamsgewicht, zolang je ook maar rekening houdt met de lichaamslengte. In de 19de eeuw heeft de Belg Quetelet hier een formule voor ontwikkeld: de Quetelet-formule. Nu beter bekend als de Body Mass Index. Er zijn echter wel uitzonderingen op de regel. U kunt het cijfer wat uit de formule komt niet zomaar voor waar aannemen.
BMI berekenen
Met behulp van de onderstaande formule kunt u uw eigen BMI uitrekenen.
Heeft u uw BMI uitgerekend? Kijk dan nu in onderstaande tabel wat dit cijfer voor u betekent.
Tabel 1. Interpretatie BMI waarden voor volwassenen (bron: obesitasvereniging.nl)
Classificatie | BMI (kg/m2) | Risico op comorbiditeit |
Ondergewicht | BMI < 18,5 | Verhoogd |
Normaal gewicht | BMI 18,5-25 | Gemiddeld |
Overgewicht | BMI 25-30 | Verhoogd |
Obesitas I | BMI 30-35 | Matig |
Obesitas II | BMI 35-30 | Ernstig |
Morbide obesitas | BMI >40 | Zeer Ernstig |
Uitzonderingen BMI
In de tabel is direct af te lezen wat de uitkomst betekent. Bij een BMI van boven de 30 is dus sprake van obesitas. Echter, ook bij het BMI bestaan er uitzonderingen op de regel. Zo kun je deze formule niet toepassen bij kinderen. Ook bij ouderen moet de BMI met enige voorzichtigheid gebruikt worden, omdat in deze groep het vetpercentage door de BMI enigszins overschat wordt. Ook kunnen zeer gespierde mensen, zoals bodybuilders, een wat hoge BMI hebben. Dit terwijl er geen sprake is van vetweefsel. Ten slotte kunnen de normale waarden van de BMI enigszins verschillen tussen bevolkingsgroepen en rassen.
Betrouwbaarheid BMI
Voor het overgrote deel van de bevolking is het BMI een betrouwbare maat voor de hoeveelheid lichaamsvet. Naarmate de hoeveelheid lichaamsvet groter is (en het gewicht dus hoger) wordt het BMI zelfs betrouwbaarder. Over het algemeen wordt de BMI gebruikt als maat voor de hoeveelheid lichaamsvet. U moet zich wel realiseren dat twee mensen met een zelfde BMI wel degelijk kunnen verschillen in de hoeveelheid vetweefsel. Het grote voordeel van het berekenen van uw BMI is het gebruiksgemak.
Vetpercentage
Tabel 2 laat de grenswaarden naar leeftijd en geslacht zien van vetpercentages van volwassenen. Globaal kan gezegd worden dat een vetpercentage boven deze waarden te hoog is. Sommige weegschalen kunnen eenvoudig een indicatie geven van het vetpercentage.
Tabel 2. Grenswaarden vetpercentages volwassenen
Grenswaarden vetpercentages volwassenen | ||
Leeftijd | Mannen | Vrouwen |
20-24 | 10-17 | 22-29 |
25-29 | 11-18 | 23-30 |
30-34 | 12-19 | 24-31 |
35-39 | 13-20 | 25-32 |
40-44 | 14-21 | 26-33 |
45-49 | 15-22 | 27-34 |
50-59 | 17-24 | 29-36 |
> 60 | 19-26 | 31-38 |
Buikomvang
Het meten van de buikomvang kan ook een goede voorspeller zijn voor de hoeveelheid buikvet. Volgens de Wereld Gezondheids Organisatie (WHO) was de grenswaarde in 2000 bij vrouwen > 88cm. Bij mannen was dit > 102cm. Boven deze waarden is sprake van een verhoogd gezondheidsrisico.